ГНАТЬ: значение слова

( if
sc/c; p.pret.p. ?; pf прогна́ть)
1 (concr, tr. ) vóortdrijven, vóortjagen, ópjagen ( lett. / ovdr. )
ве́тер гнал облака́ — de wolken werden door de wind (snel) voortgedreven;
ве́тер гнал во́лны — de wind zweepte de gólven op;
он гнал (впереди́ себя́) ста́до — hij joeg de kúdde voor zich uit;
гнать [4] из дому́ — iem. uit huis góoien;
гнать кровь́ по сосу́дам — bloed door de aderen stúwen;
куда́/ќ чему́́ он гнёт? ( ovdr. ) — waar wil hij
naar toe? ( — welk doel (in betoog e.d. ) heeft hij?);
гнать свою́ ло́шадь́ — z'n paard ópjagen;
гнать (пе́ред собо́й) мяч́ — de bal vóortschoppen;
гнать [4] со све́та/све́ту́ — iem. z'n dood zijn
●
2 ( intr. ) Stijl. voortjakkeren, vóortjagen
3 [jenéver e.d. ] stóken
▱
гони́ де́ньги!́ Stijl. — hier met het geld!;
гнать/прогна́ть теле́гу sl. ( — neg.) een sterk verhaal vertéllen, iets uit z'n duim zúigen;
гнать/ погна́ть туфту́́ — borg. líegen